e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenhorzel schaapshorzel: schapshorstel (Arcen) schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)] III-4-2
schapenvet schapenongel: schapenongel (Arcen) Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)] III-2-3
scheen scheen: scheen (Arcen, ... ), sché:n (Arcen) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheiplank schei(d)plank: schei(d)plank (Arcen) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schelden, schimpen schelden: schelde (Arcen, ... ), ê = lang  schêlden (Arcen), schimpen: schimpe (Arcen) schelden [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schenkel schenkel: schinkel (Arcen) schenkel [SGV (1914)] III-2-3
scheren scheren: schearen (Arcen) scheren [DC 38 (1964)] III-1-3
scherp, snede het scherp: schérp (Arcen) De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)] III-2-1
scheuken juksen: jøksǝ (Arcen) Het zich wegens jeuk wrijven, gezegd van dieren. [S 31] I-11
scheukpaal wrijfpaal: vrīfpǭl (Arcen) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11