e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

Gevonden: 2266
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gistkuip gistkuip: gistkuip (Arcen) De kuip waarin men de wort bij de hoofdgisting laat gisten. De invuller uit L 250 merkt op dat men vroeger 14 à 15 gistkuipen bezat, terwijl men tegenwoordig werkt met 7 à 8 stuks. In Q 101 gebruikte men vroeger houten, later roestvrijstalen kuipen. [N 35, 61; N 35, 62; monogr.] II-2
gistlepel gistlepel: gistlepel (Arcen) Maat, vaak in de vorm van een lepel, waarmee men de afgekoelde wort en gist mengt en daarbij de juiste hoeveelheid gist afmeet. Zie afb. 10. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat men de gistlepel ook gebruikt om gist af te schuimen. Zie daarom ook het lemma ''schuimlepel''. Het "keteltje" uit Q 78 is vervaardigd uit koper. [N 35, 63] II-2
gistreincultuur reincultuur: reincultuur (Arcen) Het in een laboratorium kweken van zuivere gist. [monogr.] II-2
gistruimte gistkelder: gistkelder (Arcen) De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.] II-2
gistschuim gistschuim: gistschuim (Arcen) Het schuim dat zich na de brandgist op de wort vormt. [monogr.] II-2
gisttrekker gisttrekker: gisttrekker (Arcen) Volgens de invuller uit L 250 wordt de gist na het "zetten" (zie het lemma ''aanzetten''), ook nog "getrokken" met een speciale "gisttrekker". Dit is een soort spatel, vervaardigd van rubber. [N 35, 66 add.] II-2
gistvloot restkuip: restkuip (Arcen) De bak of kuip onder de bierstelling waarin het weglopend bier, vermengd met gist, wordt opgevangen of hét grote vat waarin de inhoud van de kleinere gistvaten wordt gegoten. De gist die zich in de vaten verzamelt wordt volgens Claessen (pag. 2. 39) vaak als natte gist aan bakkers en boeren verkocht. Zie ook het lemma ''vloeibare gist'' in Wld II. 1, pag. 97. De "heefkuip" uit P 180 kon tot 20 liter vloeistof bevatten. P. Chambille de Beaumont vermeldt op pag. 6 dat een "loupe" een kuipje van 1 meter doorsnede en 30 cm hoog was dat men gebruikte voor het opvangen van de gist.' [N 35, 75; N 35, 76; monogr.] II-2
gistzeef gistzeef: gistzeef (Arcen) Het werktuig dat men gebruikt om bier en gist van elkaar te scheiden. [N 35, 78] II-2
glad, glijdend glad: gelad (Arcen), glatt (Arcen) glad [DC 39 (1965)], [SGV (1914)] III-4-4
glasgordijn glasgordijn: gláásgərdien (Arcen), vitrage: vietráázjə (Arcen) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1