19393 |
matras |
matras:
matras (L250p Arcen)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matəkloͅpər (L250p Arcen)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéézə (L250p Arcen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L250p Arcen),
mazelen (L250p Arcen)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] || mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20925 |
mede |
mede:
met (L250p Arcen),
mĕĕj (L250p Arcen)
|
mede (drank) [SGV (1914)]
III-2-3
|
21038 |
meel |
meel:
mę̄l (L250p Arcen)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25646 |
meel dat gebruikt wordt voor peperkoekdeeg |
roggemeel:
rǫgǝmɛ̄l (L250p Arcen)
|
[N 29, 88a; N 29, 88b]
II-1
|
25642 |
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg |
roggemeel:
rǫgǝmɛ̄l (L250p Arcen)
|
[N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b]
II-1
|
26517 |
meelbak |
glijplank:
glijplank (L250p Arcen)
|
De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33]
II-3
|
25478 |
meelopslagplaats |
meelzolder:
mɛ̄lzǫldǝr (L250p Arcen)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|