24506 |
muurbloem |
muurbloemetje:
of stinkvioejl
moorblumke (L250p Arcen),
stinkviool:
-
stinkviolen (L250p Arcen),
of moorblumke
stinkvioejl (L250p Arcen)
|
muurbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
22751 |
muziek |
muziek:
meziek (L250p Arcen)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (L250p Arcen)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
28708 |
naaien |
naaien:
nē̜jǝ (L250p Arcen),
nęjǝ (L250p Arcen),
nɛjǝ (L250p Arcen)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaister:
nɛjstǝr (L250p Arcen)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
neks (L250p Arcen)
|
naakt [SGV (1914)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nǫlt (L250p Arcen)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
nŏa de kèrk (L250p Arcen)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
noa hoes goan (L250p Arcen)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L250p Arcen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|