33559 |
notenboom |
notenboom:
-
noteboem (L250p Arcen),
notenboeëm (L250p Arcen)
|
okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
de merge (L250p Arcen)
|
s morgens) [SGV (1914)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
kant:
kant (L250p Arcen),
ps. boven de Å staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
kānt (L250p Arcen),
oever:
oover (L250p Arcen)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
24219 |
oeverzwaluw |
oeverzwalf:
oeverzwelf (L250p Arcen)
|
oeverzwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblik:
oeegenblik (L250p Arcen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
noot (L250p Arcen),
nöt (L250p Arcen),
-
neut (L250p Arcen),
noot (L250p Arcen),
walnoot:
-
walneut (L250p Arcen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
20547 |
olie |
olie:
oalie (L250p Arcen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǭli[verf] (L250p Arcen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33745 |
omheinen |
gelint maken:
gelint maken (L250p Arcen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (L250p Arcen)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|