19065 |
sip (kijken) |
beteuterd kijken:
beteuterd kieke (L250p Arcen),
duf kijken:
duf kieke (L250p Arcen)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
17870 |
slaan |
slaan:
bont ɛn blau gəslāgə (L250p Arcen),
sloan (L250p Arcen, ...
L250p Arcen),
sloj diech om de oere (L250p Arcen),
slò:n (L250p Arcen)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
klaproos:
klaproes (L250p Arcen)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
25342 |
slachten |
slachten:
slāxtǝ (L250p Arcen)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
slag:
slaag (L250p Arcen),
släg (L250p Arcen)
|
slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
33728 |
slagboom |
poort:
port (L250p Arcen)
|
Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.]
I-8
|
26186 |
slaglijnen |
koorden:
koorden (L250p Arcen),
slaglijnen:
slaglijnen (L250p Arcen)
|
De drie of vier touwen waarmee de zeilen in gedeeltelijk opgerolde toestand worden vastgelegd. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛkoordjeɛ, ɛhalflijnɛ en ɛstroomlijnɛ.' [N O, 5f; N O, 5e; N O, 5j; N O, 5b; A 42A, 70; A 42A, 71]
II-3
|
24375 |
slak |
slak:
slek (L250p Arcen, ...
L250p Arcen,
L250p Arcen,
L250p Arcen)
|
slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuis:
slekkenhoes (L250p Arcen),
slekkenhoeəs (L250p Arcen),
slakkenhuisje:
slekkenhuuske (L250p Arcen)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)]
III-4-2
|
25818 |
slangbier |
slangbier:
slangbier (L250p Arcen)
|
Jong bier dat met behulp van slangen naar de legerkelder wordt gevoerd. [monogr.]
II-2
|