26307 |
spoorwiel |
spoorwiel:
spoorwiel (L250p Arcen)
|
Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41]
II-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (L250p Arcen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sprōͅt (L250p Arcen)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
19359 |
spotten |
spotten:
spotte (L250p Arcen)
|
spotten [SGV (1914)]
III-1-4
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sproan (L250p Arcen)
|
spreeuw [SGV (1914)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
praten:
proate (L250p Arcen, ...
L250p Arcen),
pròòtə (L250p Arcen),
spreken:
spreeke (L250p Arcen),
sprèke (L250p Arcen)
|
praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L250p Arcen)
|
sprinkhaan [SGV (1914)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sproetele (L250p Arcen)
|
sproet(en) [SGV (1914)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
rape (L250p Arcen),
sprokkelen:
(sprokkele) (L250p Arcen)
|
sprokkelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sproete (L250p Arcen)
|
spruiten [SGV (1914)]
I-7
|