34320 |
tepel, tet |
deem:
dēm (L250p Arcen)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
18127 |
tetanus |
zweer:
enne zwer (L250p Arcen)
|
Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
21379 |
tiend |
tiende:
tiend (L250p Arcen)
|
tiend [SGV (1914)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdkorting:
tiedkorting (L250p Arcen)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (L250p Arcen)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
tømǝrǝ (L250p Arcen)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
27253 |
timmerman |
timmerman:
tømǝrman (L250p Arcen)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
rits:
rets (L250p Arcen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.]
I-12
|
21380 |
tol betalen |
barrier (<fr.) betalen:
bereer betale (L250p Arcen),
tol betalen:
tol betale (L250p Arcen)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
barrierhouder:
bereerhalder (L250p Arcen)
|
tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|