e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troffel troffel: trufǝl (Arcen) Metselaarsgereedschap, bestaande uit een metalen blad van driehoekige vorm aan een gekromde steel met houten handvat. De troffel wordt gebruikt om specie op de stenen te brengen en uit te strijken en om metselstenen op maat te hakken. Zie afb. 1a. Het woordtype schmeisstroffel was in Q 121 van toepassing op een troffel die bij het pleisteren werd gebruikt. De voorkant van het blad van deze troffel was, in tegenstelling tot dat van de gewone troffel, niet rond maar recht afgewerkt. Zie ook het lemma 'pleisteren'. [Wi 3; N 30, 7a; monogr.] II-9
trommeltje trommetje: trömkə (Arcen) trommeltje [RND] III-3-2
troosten; troost troosten: truəste (Arcen) troosten [SGV (1914)] III-1-4
trui tricot (fr.): trico (Arcen), trui: trui (Arcen) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuierhamer tuierhamer: tø̄rhāmǝr (Arcen) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuiertouw, tuierketting tuier: tø̄r (Arcen) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  buəmkwekər (Arcen) [RND 10] I-7
turfmolm molm: mōlm (Arcen), mōlm (Arcen) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tweede grasoogst nagras: nǭgrās (Arcen) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3
tweetakrijn tweetak: tweetak (Arcen) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3