20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovindjaetə (L331a Asselt)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
edik:
éék (L331a Asselt)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20585 |
bakken |
bakken:
bakke (L331a Asselt)
|
bakken [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
20487 |
beet, hap |
stuk:
sjtäk (L331a Asselt)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24561 |
beuk |
beukenboom:
-
beukeboum (L331a Asselt)
|
beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutjes (L331a Asselt)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21102 |
bijten |
bijten:
biete (L331a Asselt)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
17691 |
blazen |
blazen:
blaoze (L331a Asselt)
|
blazen [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (L331a Asselt)
|
blijven [DC 37 (1964)]
III-4-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (L331a Asselt)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|