25909 |
nat |
dik:
dek (Q249p Aubel)
|
Het bezinksel dat na het zeven in de zeef overblijft. [N 57, 23b]
II-2
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
juste:
correct
zjŭŭs (Q249p Aubel)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
24215 |
nest |
nest:
neest (Q249p Aubel)
|
nest [Willems (1885)]
III-4-1
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q249p Aubel)
|
Elefant.
III-3-2
|
33291 |
onkruid, algemeen |
onkruids:
onkrūts (Q249p Aubel)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
xɛ:lt optə ma:kə (Q249p Aubel)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
17900 |
optillen |
opheven:
ophɛɛvə (Q249p Aubel)
|
optillen [RND]
III-1-2
|
22737 |
orgel |
orgel:
eurgel (Q249p Aubel)
|
Orgel. [Willems (1885)]
III-3-2
|