18543 |
gestreepte broek |
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtrepe bóks (L295p Baarlo)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemertel (L295p Baarlo)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20369 |
getuige |
getuige:
getuuge (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
getûge (L295p Baarlo)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getuuge (L295p Baarlo)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33387 |
getuigkast |
getuigkast:
gǝtȳxkas (L295p Baarlo)
|
Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81]
I-6
|
23899 |
gevallen engelen |
afgevallen engelen:
aafgevalle ingele (L295p Baarlo),
duivels:
duvels (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
gevallen engelen:
gevalle ingele (L295p Baarlo)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
persong (L295p Baarlo)
|
gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
17808 |
geven |
geven:
gêve (L295p Baarlo)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
34303 |
gevlekt varken |
piétrain:
pǝtrē̜n (L295p Baarlo)
|
Varken van het ras dat een gevlekte huid heeft. [N 76, 1d]
I-12
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L295p Baarlo)
|
gevoelig [SGV (1914)]
III-1-1
|