24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevormd waere (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L295p Baarlo)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewelf (L295p Baarlo),
gǝwø̜lǝf (L295p Baarlo),
gəwøͅlf (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
muurschildering:
moorschildering (L295p Baarlo),
moorsjildering (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
geweite (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
špøri (L295p Baarlo)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gewerf (L295p Baarlo),
gewerve (L295p Baarlo),
gewricht:
gevrichte (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (L295p Baarlo)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge mes (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
gezongen mis (L295p Baarlo)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwaard:
gǝzwārt (L295p Baarlo
[(betekent ook 'zwad')]
),
gezwad:
gǝzwāt (L295p Baarlo),
gǝžwāt (L295p Baarlo
[(betekent ook 'zwad')]
),
jaan/gaan:
gø̄n (L295p Baarlo)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|