18259 |
jak |
jak:
jak (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
sjeloers (L295p Baarlo)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
19039 |
jammer |
jammer:
⁄t is jao:mer (L295p Baarlo),
zonde:
⁄t is zung (L295p Baarlo)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
is ... jeurig (L295p Baarlo),
is ... je-eurig (L295p Baarlo)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
jerretels (L295p Baarlo)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
jès (L295p Baarlo)
|
jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
jasje:
jeske (L295p Baarlo)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18572 |
jasje van het zwarte pak |
jas:
jas (L295p Baarlo)
|
jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18326 |
jasschort |
jasscholk:
jassjälk (L295p Baarlo),
jassenscholk:
met mouwen
jasse-sžaŏl⁄k (L295p Baarlo)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
24556 |
jeneverbes |
wachel:
wachele (L295p Baarlo)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|