23272 |
kapelaan |
kapelaan:
kaplaon (L295p Baarlo),
keplaon (L295p Baarlo)
|
Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23489 |
kapelletje |
kapelletje:
kapelke (L295p Baarlo),
kepelke (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18293 |
kapmantel |
kapmantel:
kapmankel (L295p Baarlo)
|
schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22254 |
kapucijn |
bedelpater:
baedelpater (L295p Baarlo),
kapucijn:
kappesijn (L295p Baarlo),
pater (lat.) met een baard:
pater mèt n baard (L295p Baarlo)
|
Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21760 |
kar |
kar:
kɛr (L295p Baarlo)
|
Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.]
I-13
|
18944 |
karakter (aard) |
aard:
aard (L295p Baarlo),
karakter:
karakter (L295p Baarlo)
|
aard (karakter) [SGV (1914)] || karakter [SGV (1914)]
III-1-4
|
20784 |
karbonade |
fricandeau:
fricandeau (L295p Baarlo)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
24072 |
kardinaal |
kardinaal (<fr.):
kardinaal (L295p Baarlo)
|
Een kardinaal. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20653 |
karnemelk |
botermelk:
botermelk (L295p Baarlo),
botǝrmɛlk (L295p Baarlo),
botǝrmɛ̄lk (L295p Baarlo)
|
De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.]
I-11
|
20672 |
karnemelksepap |
botermelk:
Syst. WBD
bottermelk (L295p Baarlo),
botermelkpap:
bôttermelkpap (L295p Baarlo)
|
Karnemelksepap (mölkepap, mölkezuip, zuipe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|