e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kletswijf klappei: klappaij (Baarlo) klappei [SGV (1914)] III-3-1
kliekje opgewarmd: Syst. WBD  opgewermd (Baarlo) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klikspaan verklikker: verklikker (Baarlo) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klink klink: klink (Baarlo), lijf: liǝf (Baarlo) Vrouwelijk geslachtsdeel. [N 76, 15] I-12
klit klit: klits (Baarlo) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
kloeken kloeken: klukǝ (Baarlo) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klokhuis kroos: kroeës (Baarlo) Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)] III-2-3
klokje op het priesterkoor bel: bel (Baarlo, ... ), grote bel: groeete bel (Baarlo) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenluider klokkenluider: klokkeluuejers (Baarlo) De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkesjtool (Baarlo), klokkestool (Baarlo, ... ) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3