19314 |
kwaadspreekster |
klappei:
klappaij (L295p Baarlo)
|
klappei [SGV (1914)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kwoadsprêker (L295p Baarlo)
|
kwaadspreker [SGV (1914)]
III-1-4
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwaboal (L295p Baarlo)
|
puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
33920 |
kwade droes |
droes:
drus (L295p Baarlo)
|
Kwade droes of malleus is een slepende ziekte die nog weinig voorkomt. Op het neusslijmvlies ontstaan knobbeltjes en wonden met opstaande randen die stervormige littekens achterlaten. De keelgangsspieren zijn gezwollen, met harde knobbelige, vastzittende verdikkingen. De dieren hebben koorts en vermageren. Meestal wordt tussen goedaardige en kwade droes geen onderscheid meer gemaakt; op vele plaatsen is kwade droes onbekend. [A 48A, 28a; N 8, 90a; N 52, 15a; monogr.]
I-9
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L295p Baarlo)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ein kwartje (L295p Baarlo),
kwartje (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
24880 |
kweek |
puinen:
pø̜i̯nǝ (L295p Baarlo),
-
puinen (L295p Baarlo)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwee (L295p Baarlo),
kwĕ (L295p Baarlo)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
kwellen:
kwelle (L295p Baarlo)
|
kwellen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)]
III-3-3
|