23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.) in de kerk:
lof met percessie in de kerk (L295p Baarlo),
rondgang:
ronkgank (L295p Baarlo)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kɛrheŋs (L295p Baarlo)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
lōōng (L295p Baarlo),
lòng (L295p Baarlo)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24846 |
loof |
blader:
blär (L295p Baarlo),
loof:
lauf (L295p Baarlo)
|
bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladen:
āfblāǝ (L295p Baarlo),
bladen:
blāi̯ǝ (L295p Baarlo)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
30797 |
looi |
looi:
loj (L295p Baarlo)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lojǝ (L295p Baarlo)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
21686 |
loon |
loon:
lôen (L295p Baarlo),
ps. letterlijk overgenomen.
loe‧en (L295p Baarlo)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25864 |
loonstoken |
loonstoken:
lūnstǭkǝ (L295p Baarlo)
|
Stroop fabriceren tegen betaling. In L 295 bracht de boer fruit, bieten en lege potten. Hij kreeg de met stroop gevulde potten terug en betaalde het loon aan de stroopstoker. [N 57, 3a]
II-2
|
20132 |
loops |
loops:
luips (L295p Baarlo),
løͅi̯ps (L295p Baarlo)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|