23589 |
marialied |
marialied:
marialeed (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
marialiedje:
marialeedje (L295p Baarlo),
onze-lieve-vrouweliedje:
s levrouweleedje (L295p Baarlo)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23877 |
mariaoord |
mariakapelletje:
mariakepelke (L295p Baarlo)
|
Een genadeoord van Maria, Mariaoord. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
mariascapulier:
mariasjabbeleer (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
scapulier van onze-lieve-vrouw:
sjabbeleer van s levrouw (L295p Baarlo)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (L295p Baarlo)
|
marmer [SGV (1914)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marmere beeld (L295p Baarlo),
steinne beeld (L295p Baarlo)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
marter:
maarter (L295p Baarlo)
|
marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
maske:
maske (L295p Baarlo),
mommegezicht:
Mèt vastelaovend zúut me vuël mómmegezichte.
mómmegezich (L295p Baarlo)
|
masker [SGV (1914)] || Masker.
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-) wiksen:
wieksen (L295p Baarlo),
afrijten:
aafrieten (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
de handwagen varen:
de hankwagen varen (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
wiksen:
wieksen (L295p Baarlo)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10c (1961)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L295p Baarlo),
pikhaak:
pekhǭk (L295p Baarlo)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matroe‧zepekske (L295p Baarlo)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|