34112 |
miltkuilen |
holle koe:
hǫl ku (L295p Baarlo),
miltskuilen:
melskūlǝ (L295p Baarlo),
meltskūlǝ (L295p Baarlo)
|
Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.]
I-11
|
34201 |
miltvuur |
miltvuur:
meltvø̄r (L295p Baarlo)
|
Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.]
I-11
|
18795 |
minderen |
minderen:
mindere (L295p Baarlo),
minderen (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
samenbreien:
samenbreien (L295p Baarlo)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
minderjöurig (L295p Baarlo)
|
minderjarig [SGV (1914)]
III-2-2
|
20459 |
minnares |
bijwijf:
beejwief (L295p Baarlo),
bejwief (L295p Baarlo)
|
een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wonger (L295p Baarlo),
wónger (L295p Baarlo),
wônger (L295p Baarlo)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
mis (L295p Baarlo)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
dreej hieeremes (L295p Baarlo),
drieherige mis:
dreeihierige mes (L295p Baarlo),
mis met drie heren:
mis met drej hiere (L295p Baarlo)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
vierherenmis:
veer hieeremes (L295p Baarlo),
vierherige mis:
veerhierige mes (L295p Baarlo)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
mis tot zekere intentie:
mes toet zeker intentie (L295p Baarlo),
om te bedanken:
um te bedanke (L295p Baarlo)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|