20922 |
onrijp |
groen:
greun fruut ête (L295p Baarlo)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
greun (L295p Baarlo)
|
onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
25175 |
onstuimige lucht |
grillige lucht:
ein grellige lôch (L295p Baarlo),
wilde lucht:
wilde lòch (L295p Baarlo)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33719 |
ontbost terrein met een schop omwerken |
ontginnen:
ontgenǝ (L295p Baarlo)
|
Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a]
I-8
|
33711 |
ontginnen |
ontginnen:
ontgenǝ (L295p Baarlo)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
32638 |
ontginningsploeg |
bosploeg:
bǫs[ploeg] (L295p Baarlo)
|
De ploeg die men gebruikt voor het in cultuur brengen van woeste grond, zoals bos, heide, enz. Het ontginningswerk werd verricht met de ploeg in L 159a, 320a, 360, P 48, 51, 107a, 108, 175, 178, 222, Q 11, 28, 77, 94b, 162, 156, 170. Blijkbaar was dat geen aparte, maar de gewone, vanouds "ploeg" geheten, enkele ploeg, die men op dit werk kon inrichten. Voor het in cultuur brengen van bos- en heidegrond gebruikte men: de brabander in L 290a, 321a, P 44, 48, 49, Q 39 of brabantse ploeg in L 331; in L 248 een zware brabantse ploeg (vroeger) en de Melotteploeg (later); de enkele ploeg in Q 7, 80; de aanschietploeg in Q 80; de dobbele ploeg in Q 80; de franse ploeg in Q 79a, 80; de wentelploeg in K 358, L 372a; een (oude) Sack''s of Sack''s(e)ploeg in L 163, 165 of Sack''sische ploeg in L 246 en in Q 22 de tweevoorder. Aan het ontginningswerk kwam in Q 14 de cultivator te pas, in Q 22 en 247 de extirpator, in P 45 de rus en in Q 180 de frees. [N 11, 30 + 32c add.; N 11A, 81; N 27, 15]
I-1
|
23941 |
onthoudingsdag |
onthoudingsdag:
onthaowingsdaag (L295p Baarlo),
onthoudingsdaag (L295p Baarlo),
vasteldag:
vesseldaag (L295p Baarlo),
vastendag:
vastendaag (L295p Baarlo),
vrijdag:
vriedig (L295p Baarlo)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17707 |
ontlasting hebben, diarree |
aan de dunne zijn:
aan den dunne (L295p Baarlo),
aan de schijt zijn:
aan de sjiet (L295p Baarlo)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
slecht op de benen:
sjlech op de bein (L295p Baarlo),
wankelig:
wankelig (L295p Baarlo)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34310 |
onvruchtbaar vrouwelijk varken |
kwee:
kwē (L295p Baarlo),
kween:
kwin (L295p Baarlo)
|
Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c]
I-12
|