34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
štęi̯nbuk (L295p Baarlo)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
lichte grond:
lextǝ groŋk (L295p Baarlo),
mager land:
māgǝr laŋk (L295p Baarlo),
magere grond:
māgǝrǝ groŋk (L295p Baarlo),
schrale grond:
šrǭlǝ groŋk (L295p Baarlo)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwēn (L295p Baarlo)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwaerdig (L295p Baarlo),
onwèèrdig (L295p Baarlo),
ónwaerdig (L295p Baarlo)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderbui:
(Schoor).
donderbuu (L295p Baarlo),
hommelschoer:
hommelschoor (L295p Baarlo),
hòmmelsjoer (L295p Baarlo),
hômmelsjoor (L295p Baarlo)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
osse lieve hier (L295p Baarlo),
slevenhieër (L295p Baarlo)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
slevevrouw (L295p Baarlo),
onze-lieve-vrouwtje:
sleevevrouwke (L295p Baarlo)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
altijddurende bijstand:
altieddeurende beejstand (L295p Baarlo),
onzelievevrouw van altijddurende bijstand:
o l vrouw van altijddurende bijstand (L295p Baarlo),
schilderij van onze-lieve-vrouw van altijddurende bijstand:
sjilderie van o l vrouw van altijddurende bijstand (L295p Baarlo)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
onzedig:
ônzedig (L295p Baarlo),
vies:
vies (L295p Baarlo)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo),
paternoster:
pater noster (L295p Baarlo)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|