33433 |
oogststapel in de schuur |
berm:
bɛrǝm (L295p Baarlo)
|
De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.]
I-6
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ojevaar (L295p Baarlo),
[? - moeilijk leesbaar]
oiever (L295p Baarlo)
|
ooievaar [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
oom:
oome (L295p Baarlo),
ōēme (L295p Baarlo),
uem (L295p Baarlo)
|
oom [SGV (1914)] || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24361 |
oorworm |
orenworm:
oëreworm (L295p Baarlo)
|
oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24868 |
oot |
wilde haver:
-
wil haver (L295p Baarlo)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
wilde haver:
wel hāvǝr (L295p Baarlo)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
baevaart gaon (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
de bedevaart gaan:
de bèjvaart gaon (L295p Baarlo),
op bedevaart gaan:
op bedevaart gaon (L295p Baarlo)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
op de luip goan (L295p Baarlo)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
markten:
merrete (L295p Baarlo)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17949 |
op de tenen lopen |
op zijn tenen lopen:
op zien tienen loupe (L295p Baarlo)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|