e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salamander watersalamander: watersalamander (Baarlo) salamander [DC 07 (1939)] III-4-2
sanctus sanctus (lat.): sanctus (Baarlo, ... ), vast misgezang: vaste mesgezang (Baarlo) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sandaal sandaal: sandaal (Baarlo) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
sap nat: nāt (Baarlo) De vloeistof die na het zeven overblijft. [N 57, 23a; monogr.] II-2
sauslepel sauslepel: souslèpel (Baarlo) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
savooiekool savooiemoes: savoe‧je moos (Baarlo), sevoeije moos (Baarlo) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: en sjabbelee‧r (Baarlo), scapulier (Baarlo), sjabbeleer (Baarlo, ... ) Een scapulier of skapulier: lapjes gewijde stof, door linten of band met elkaar verbonden en (door leken) onder de kleding op borst en rug gedragen [schabbelier, sjabbeleer?]. [N 96B (1989)] || Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
scapuliermedaille scapuliermedaille (<fr.): sjabbeleermedalier (Baarlo), scapuliersmedaille (<fr.): sjabbeleersmedalie (Baarlo) Een scapuliermedaille, de latere vervanger van het stoffen scapulier. [N 96B (1989)] III-3-3
schaaf schaaf: šāf (Baarlo) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaal komp: komp (Baarlo), schaal: Een grote schotel voor fruit of vruchten.  sjaol (Baarlo), Om gerechten op te dienen.  sjaal (Baarlo), schaaltje: Een kleinere schotel voor fruit of vruchten.  sjeulke (Baarlo) schaal [SGV (1914)] || schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1