33088 |
bijgooier |
aangever:
āngē̜vǝr (L295p Baarlo),
bijgooier:
bēi̯gui̯ǝr (L295p Baarlo)
|
De bijgooier is de tussenpersoon tussen de afsteker van de wagen en de tasser in de schuur. Zie de toelichtingen bij de lemma''s ''graan stapelen in de schuur'' (5.1.11) en ''afsteker'' (5.1.12). [N 15, 50; monogr.]
I-4
|
21102 |
bijten |
bijten:
bīēten (L295p Baarlo)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
33311 |
bijzondere harken |
pitsershark:
petsǝrshɛrǝk (L295p Baarlo)
|
De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.]
I-5
|
21641 |
biljet van duizend frank |
duizend franks:
ps. invuller heeft voor de waarde geen notering/woord gegeven!
1000 frangs (L295p Baarlo)
|
1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
briefje van duizend:
ein breefke van dōēzend (L295p Baarlo)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21623 |
biljet van honderd frank |
honderd franks:
hongerd frangs (L295p Baarlo)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
ein breefke van hongerd (L295p Baarlo)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tientje:
ein tientje (L295p Baarlo)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21620 |
biljet van twintig frank |
twintig franks:
twintig frangs (L295p Baarlo)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
briefje van twintig:
ein breefke van twintig (L295p Baarlo)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|