21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
briefje van vijfentwintig:
ein breefke van viefentwintig (L295p Baarlo)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
vijfhonderd franks:
ps. invuller heeft voor de waarde geen notering/woord gegeven!
500 frangs (L295p Baarlo)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
vijftig franks:
fieftig frangs (L295p Baarlo)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig:
ein breefke van fieftig (L295p Baarlo)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (L295p Baarlo)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
binder:
beŋǝr/beŋstǝr (L295p Baarlo)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
25873 |
bindmiddel |
pectine:
pɛktin (L295p Baarlo)
|
Het bindmiddel dat wordt toegevoegd om de stroop te binden. Uit de opgaven blijkt dat slechts in weinig stroopstokerijen een bindmiddel werd gebruikt. Volgens de invuller uit L 295 was het ook niet echt nodig om een dergelijk middel toe te voegen. [N 57, 6]
II-2
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbiǝr (L295p Baarlo)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]dø̄r (L295p Baarlo)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
staldeur:
[stal]dø̄r (L295p Baarlo)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|