19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
marmiet (L295p Baarlo),
soepketel:
soepkètel (L295p Baarlo)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soeptrien (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
ich laup altied op mien ze-uk es ich thoes be-in. Mien vrouw strikt der altied wir nie-j veut aan (L295p Baarlo),
ich loup altied op de sök as ich thoes bun. Mien vrouw sjtrik d⁄r iddere kier wir niej veut aan (L295p Baarlo),
zok (L295p Baarlo),
zòk (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
sokophouder:
zòkophaojer (L295p Baarlo)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23488 |
soldatenkerkhof |
kerkhof voor soldaten:
kerkhaof vur seldaote (L295p Baarlo),
oorlogskerkhof:
oorlogskerkhof (L295p Baarlo),
soldatenkerkhof:
seldaotekerkhaof (L295p Baarlo)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18408 |
soorten schorten |
bonte scholk:
van bonte stof
bôongte-sžaŏl⁄k (L295p Baarlo)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
koemest:
ku[mest] (L295p Baarlo),
paardsmest:
pɛrs[mest] (L295p Baarlo)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
goede koe:
gōi̯ ku (L295p Baarlo),
soortige koe:
sø̄rtegǝ ku (L295p Baarlo)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
patattenmolen:
pǝtatǝmø̄lǝ (L295p Baarlo),
patattensorteerder:
pǝtatǝsǫrtērdǝr (L295p Baarlo)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ømrāpǝ (L295p Baarlo)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|