e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenstebuiten krangs: krangs (Baarlo) krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
binnenzak binnentas: binnetes (Baarlo) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bisdom bisdom: bisdom (Baarlo, ... ) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: bisschup (Baarlo), bössjop (Baarlo) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bit gebit: gebēt (Baarlo) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen gebitsringen: gǝbētsreŋ (Baarlo) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bitstang gebit: gǝbēt (Baarlo), gebitsstang: gǝbētštaŋ (Baarlo) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
bivakmuts bivakmuts: bivakmuts (Baarlo) bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)] III-1-3
blaasbalg van het orgel blaasbalg: blaosbalg (Baarlo), blaosbalk (Baarlo) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3
blad (alg.) blad: blaad (Baarlo) blad [SGV (1914)] III-4-3