e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sterven doodgaan: doed gaon (Baarlo), doeëd gaon (Baarlo), doeëdgaon (Baarlo), dôet gòòn (Baarlo), hemelen gaan: hemele gaon (Baarlo), kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Baarlo), sterven: sjterve (Baarlo, ... ), sterve (Baarlo, ... ), stɛrvə (Baarlo) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2
sterven van een plant aftakelen: àftáákələ (Baarlo), kapot gaan: kapot gaon (Baarlo) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
steunhoutjes tussen steel en balk steunstukken: stø̄nstøkǝ (Baarlo) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
stiefdochter stiefdochter: steefdochter (Baarlo) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: steefkinjer (Baarlo) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: steefmoder (Baarlo) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: steefoujers (Baarlo) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: steefvader (Baarlo) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: steefzoon (Baarlo) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem het achter de elleboog hebben: ⁄t achter den ellebaog hubbe (Baarlo) heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] III-1-4