23552 |
stiekem uit de ampullen drinken |
stiekem get drinken:
sjtiekum get drenke (L295p Baarlo)
|
Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (L295p Baarlo),
štir (L295p Baarlo),
štīr (L295p Baarlo),
var:
vɛr (L295p Baarlo)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
scheif heng (L295p Baarlo),
sjeif heng (L295p Baarlo)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
sjtiefsel (L295p Baarlo),
stiefsel (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
sjtiefsel (L295p Baarlo),
stijfselpap:
stiefselpap (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23883 |
stille omgang |
stille omgang:
ne stille omgang (L295p Baarlo),
stille umgang (L295p Baarlo)
|
De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34018 |
stilstaan |
ju(j):
jȳi̯ (L295p Baarlo)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
31693 |
stobbe |
poest:
pūs (L295p Baarlo
[(meervoud: pȳs)]
)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
stōl (L295p Baarlo)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koeersjteul (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|