e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiekem uit de ampullen drinken stiekem get drinken: sjtiekum get drenke (Baarlo) Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stier stier: stīr (Baarlo), štir (Baarlo), štīr (Baarlo), var: vɛr (Baarlo) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen scheef: scheif heng (Baarlo), sjeif heng (Baarlo) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfsel stijfsel: sjtiefsel (Baarlo), stiefsel (Baarlo) Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: sjtiefsel (Baarlo), stijfselpap: stiefselpap (Baarlo) Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)] III-2-1
stille omgang stille omgang: ne stille omgang (Baarlo), stille umgang (Baarlo) De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)] III-3-3
stilstaan ju(j): jȳi̯ (Baarlo) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stobbe poest: pūs (Baarlo  [(meervoud: pȳs)]  ) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: stōl (Baarlo) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koeersjteul (Baarlo, ... ) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3