e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
theepot theepot: thiepot (Baarlo), thiëpot (Baarlo) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
thuis thuis: toes (Baarlo) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tien-guldenstuk gouden tientje: Opm. als het goud is.  ein gouw tīēntje (Baarlo), tientje: tieëntje (Baarlo), ps. letterlijk overgenomen.  ein tiēntje (Baarlo) tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
tiend tiende: de tiend (Baarlo), tiēnd (Baarlo) tiend [SGV (1914)] || tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1
tientje van de rozenkrans tientje: tieentje (Baarlo, ... ), tientje van de roezekrans (Baarlo) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdelijke aflaat tijdelijke aflaat: tiedelijke aaflaot (Baarlo), tiedelikken aaflaot (Baarlo) Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdverdrijf tijdpassatie: tiedpassosie (Baarlo), tijdpasviering: [sic]  tiedpasfeering (Baarlo) tijdkorting [SGV (1914)] III-3-2
tijger tijger: tieger (Baarlo) tijger [SGV (1914)] III-3-2
timmeren timmeren: tømǝrǝ (Baarlo) De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.] II-12
tochtig rinds: rens (Baarlo), rits: rēts (Baarlo, ... ), tochtig: tøxtex (Baarlo), tø̜xtex (Baarlo) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12