33959 |
trossen |
haampoezen:
hāmpuzǝ (L295p Baarlo)
|
Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13]
I-10
|
20428 |
trouwboekje |
trouwboekje:
trouwbeukske (L295p Baarlo),
trouwbukske (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trouwe (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
verbinden*:
verbinge (L295p Baarlo)
|
Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20373 |
trouwkostuum bruidegom |
bruidspak:
broedspak (L295p Baarlo),
broeëdspak (L295p Baarlo),
trouwpak:
trouwpak (L295p Baarlo)
|
het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18690 |
trouwpak |
trouwpak:
trouwpak (L295p Baarlo)
|
trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20176 |
trouwring |
trouwring:
trouwrink (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
een trouwring [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18169 |
trui |
tricot (fr.):
trico (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] || Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)]
III-1-3
|
18083 |
tuberculose |
t.b.c.:
t.b.c. (L295p Baarlo)
|
Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a]
I-11
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tȳrǝ (L295p Baarlo),
tȳǝrǝ (L295p Baarlo)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34296 |
tuierhamer |
puisthamer:
pūshāmǝr (L295p Baarlo),
tuierhamer:
tȳrhāmǝr (L295p Baarlo),
tuierhout:
tȳǝrhǫu̯t (L295p Baarlo)
|
De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15]
I-11
|