19523 |
vetpot |
vetpot:
vétpot (L295p Baarlo)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33665 |
vetweide |
groement:
grǫmǝt (L295p Baarlo),
nagras:
nǭgrās (L295p Baarlo),
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L295p Baarlo)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L295p Baarlo)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
23910 |
vier uitersten |
uitersten:
uëterste (L295p Baarlo),
vier uitersten:
veer uterste (L295p Baarlo)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20574 |
vieruursboterham |
halfnamiddaagse koffie, de -:
de halfnamiddaagse kôffie (L295p Baarlo)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
23762 |
vigilie |
avond voor een feestdag:
aovend vur eine fiësdaag (L295p Baarlo),
vigilie (<lat.):
vigilie (L295p Baarlo)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21542 |
vijf frank |
vijf frank:
vief frang (L295p Baarlo)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
vief wonde (L295p Baarlo),
vief wonge (L295p Baarlo)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
Opm. als het goud is.
ein gouwe viefke (L295p Baarlo)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21621 |
vijftig frank |
vijftig frank:
fieftig frang (L295p Baarlo)
|
50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|