e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolster van een noot bast: bas (Baarlo) Hoe noemt u: de bast van een (wal)noot [N 72 (1975)] III-2-3
bom, spon spon: spon (Baarlo), stop: stǫp (Baarlo) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat bom: bom (Baarlo) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Baarlo) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pils (Baarlo) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwartkǫp (Baarlo) [N 3A, 128] I-11
bontkraag pelskraag: pilskraag (Baarlo) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsmantel: pilsmankel (Baarlo) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog karnboog: karǝnboax (Baarlo), pijlenboog: pielembaog (Baarlo) Om het karnen te vergemakkelijken werd er een boog tegen de zolder genageld, die met een pees de karnstok op en neer liet gaan. [N 12, 54] || Pijl en boog. I-11, III-3-2
boom (alg.) boom: baum (Baarlo), buim (mv.): buim (Baarlo) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3