e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham (kinderwoord) bam: bam (Baarlo), Syst. WBD  bam (Baarlo), bammetje: bemke (Baarlo) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas boterham met kaas: Syst. WBD  botterram met kīēs (Baarlo) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterhamworst schinkenworst: schinkewors (Baarlo) hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
boterlepel boterlepel: bótterlaepel (Baarlo), boterspaan: bötterspaon (Baarlo) lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boterpot boterpot: boatterpot (Baarlo) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje botervloot: bôtter-vloeët (Baarlo), botervlootje: bottervluutje (Baarlo), böttervluutje (Baarlo) botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1
botteriken ledders: lęi̯ǝrs (Baarlo) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouwland akker: akǝr (Baarlo), akkerland: akǝrlaŋk (Baarlo), bouwland: bǫu̯wlaŋk (Baarlo), grond: groŋk (Baarlo), land: lanjtj (Baarlo), laŋk (Baarlo), veld: vɛlt (Baarlo) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwvoor nerf/erf: ɛrǝf (Baarlo) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovenbeen bovenbeen: bǭvǝbęi̯n (Baarlo) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9