24115 |
broederschap van de heilige kindsheid |
heilige kindsheid:
heilige kinsheid (L295p Baarlo),
kindsheid:
kindsheid (L295p Baarlo)
|
De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
kloek:
kluk (L295p Baarlo)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
34503 |
broedziek |
zitziek:
zetzēk (L295p Baarlo)
|
Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.]
I-12
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
breujbak (L295p Baarlo)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
18744 |
broek |
remriem:
ręmrēm (L295p Baarlo)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L295p Baarlo),
bóks (L295p Baarlo),
dich le-ups auch altied me-et ein aafgezakte be-oks (L295p Baarlo),
dow lups ouch altied mêt ⁄n aafgezakde bôks (L295p Baarlo),
hèh heel zien baoks op met unne le-eire reem (L295p Baarlo),
broek:
broek (L295p Baarlo)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
achterbokskettingen:
axtǝrbokskęteŋǝ (L295p Baarlo),
kettingen van achterboks:
kettingen van achterboks (L295p Baarlo)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bóksepiepe (L295p Baarlo)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenband:
bókse bank (L295p Baarlo),
riem:
hèh heel zien baoks op met unne le-eire reem (L295p Baarlo)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
konttas:
kónttés (L295p Baarlo)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|