23748 |
christoffelmedaille |
christoffelmedaille (<fr.):
christoffelmedalie (L295p Baarlo),
medaille (<fr.):
medalie (L295p Baarlo)
|
Een medaille van St. Christoffel in de auto of op de motor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
ciborie (L295p Baarlo),
grote kelk:
groete kelk (L295p Baarlo)
|
Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
suikerij:
sokerei (L295p Baarlo)
|
cichorei [SGV (1914)]
III-2-3
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L295p Baarlo),
ring:
rink (L295p Baarlo)
|
cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
33476 |
cirkelvormig raam |
maan:
mǭn (L295p Baarlo)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
24406 |
cocon |
larve:
larf (L295p Baarlo),
pop:
pop (L295p Baarlo)
|
cocon [DC 18 (1950)] || pop, coconrups [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23939 |
collatie |
collatie (<lat.):
collatie (L295p Baarlo),
licht avondeten:
lig aovendaete (L295p Baarlo)
|
Een licht avondmaal dat is toegestaan op vastendagen, collatie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23628 |
collectant |
collectant (fr.):
collectant (L295p Baarlo),
kollektant (L295p Baarlo)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
collecte:
collecte (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo),
kollekte (L295p Baarlo)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)] || Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|