e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een kruisje op het brood maken een kruis maken over het brood: kruuts euver het broed (Baarlo), een kruisje maken over de weg: en kruutske euver de wek make (Baarlo), het brood zegenen: t broeed zaegene (Baarlo) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: en kruuts slaon (Baarlo), kruutske make (Baarlo), zich zaegene (Baarlo, ... ) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3
een lelijk gezicht trekken (een) snuit trekken: n sjnoet trekke (Baarlo), snuiten maken: snoete maken (Baarlo) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een paar schoenen een paar schoenen: n paar sjoon (Baarlo) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken sokken: zök (Baarlo) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3
een prijs vragen vragen (voor): wat vraog ge daoveur (Baarlo) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] III-3-1
een riek mest riek (mest): rēk (Baarlo) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden rozenkrans beden: roeezekrans baeje (Baarlo), roezekrans beje (Baarlo), roezenkrans baeje (Baarlo) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een sloot uitdiepen uitdiepen: ūtdipǝ (Baarlo) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een stuk grond enten enten: entǝ (Baarlo), erf opbrengen: ɛrǝf˱ ǫp˱breŋǝ (Baarlo) Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33] I-1