e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ei zonder schaal windei: weŋkęi̯ (Baarlo) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eierdopje eierdopje: eierdupke (Baarlo, ... ) eierdopje [DC 39 (1965)] III-2-1
eieren uithalen rapen: rāpǝ (Baarlo) De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35] I-12
eiertikken eieren tikken: eier tikke (Baarlo), eieren tippen: eier tippe (Baarlo), tikken: niet zeker of dit een dialectwoord is, tikken was wel in aanhalingstekens  eieren} tikken (Baarlo) Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || spelletjes met eieren [VC 29 (1964)] III-3-2
eigenwijs eigenwijs: eigewies (Baarlo) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eikenboom: -  eike-baum (Baarlo), eikeboum (Baarlo) eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eindvoor aan de zijkant scheivoren: šęi̯vōrǝ (Baarlo) Bedoeld wordt de laatste, aan de zijkant van de akker geploegde voor. Als men met een enkele (niet-keerbare) ploeg bijeenploegt, ontstaat er aan beide zijkanten een laatste voor. De eindvoor aan de zijkant valt in het algemeen samen met de grensvoor. Vandaar dat de voor waarmee het ploegen van een akker aan de zijkant(en) besloten wordt, vaak dezelfde benaming heeft als de voor die tot akkergrens dient. Omgekeerd werden op de vraag naar de "grensvoor" woorden als zijvoor, kantvoor en laatste voor gegeven, die eerder aan de be√´indiging van het ploegwerk dan aan de akkergrens doen denken. Als voor "een van beide zijvoren van een bijeengeploegde akker" of voor "de eindvoor van een van één kant omgeploegde akker" dezelfde term werd opgegeven als voor "akkergrensvoor", is deze niet hier maar in het lemma akkergrens ca. opgenomen. Het betreft de volgende woordtypen en plaatsen: scheivoor K 278, L 248; grensvoor L 248; reenvoor Q 96d; reen L 422, 429a, P 175, Q 36, 94b, 97, 117, 188; gescheid L 248, 387; scheiding L 115, 192b, 209. De in dit lemma voorkomende meervoudsvormen betreffen de beide zijvoren van een bijeengeploegde akker. [N 11, 57; N 11A, 117d + 119d; monogr.] I-1
ekster egerst: aingerst (Baarlo), engerst: aengest (Baarlo), êngest (Baarlo) ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog engerstenoog: êngestenaug (Baarlo) likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] III-1-2
elkaar in de staart bijten staartbijten: štɛrtbiǝtǝ (Baarlo) Gezegd van de biggen. [N 76, 30] I-12