21169 |
brug |
brug:
brøk (Q279p Baelen)
|
brug [RND]
III-3-1
|
22875 |
buitenspel |
abseit (<du.):
Karte 167.
apseͅ.jt (Q279p Baelen)
|
Abseits.
III-3-2
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bø̜sǝl (Q279p Baelen)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
22645 |
dammen |
dam spelen:
Karte 92.
Dame spielen (Q279p Baelen)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
19684 |
deur |
deur:
dø̜̄r (Q279p Baelen)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
24300 |
dier, beest |
beest:
bĕst (Q279p Baelen),
dier:
dêĕr (Q279p Baelen)
|
beest [Willems (1885)] || dier [Willems (1885)]
III-4-2
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
Karte 169.
goal (Q279p Baelen)
|
Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
Karte 170.
keeper (Q279p Baelen)
|
Tormann.
III-3-2
|
21290 |
doen vechten |
aaneenzetten:
dɛ. hatə gansə wɛlt ane. gəzat (Q279p Baelen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôet (Q279p Baelen)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|