e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puthaak putgard: pøͅtgēͅrt (Baexem), putwip: pøͅtwøͅp (Baexem) [N 12 (1961)] I-7
putter bloemputter: bloompötter (Baexem), distelvink: distelvink (Baexem), elzenputter: èlzepötter (Baexem), putter: pötter (Baexem) putter III-4-1
putzwengel wip: wøp (Baexem), zwengel: žweŋəl (Baexem) [N 12 (1961)] I-7
raadsel(tje) raadsel(tje): rao:dsel (Baexem), raodsel (Baexem), rèùdselke (Baexem), rèùtselke (Baexem) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam glas: glās (Baexem  [(vero)]  ), raam: rām (Baexem), venster: ve ̝nstǝr (Baexem) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raden raden: raoje (Baexem), rao‧je (Baexem) raden [N 07 (1961)] III-3-2
rafel franjel: fraanjele (Baexem) Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3
rank paard (een) dunne: dønǝ (Baexem) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
rapen rapen: rāpǝ (Baexem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
recht vooruitstoten met de armen stuiken: sjtoeke (Baexem), stoeke (Baexem) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2