17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L324p Baexem)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorsel (L324p Baexem)
|
paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
20691 |
runderlapjes |
rindslapjes:
Syst. WBD
rindjslepkes (L324p Baexem)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
Syst. WBD
rindjvleissop (L324p Baexem)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L324p Baexem)
|
rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
sabbele (L324p Baexem),
zoebelen:
zoebele (L324p Baexem)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
24372 |
salamander |
ekvis:
ook: hagedis en zilvervisje
èèkves (L324p Baexem)
|
salamander [N 12 (1961)]
III-4-2
|
21028 |
saus |
saus:
saows (L324p Baexem)
|
saus [RND]
III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
en sjabbeleer (L324p Baexem),
scapuliermedaille (<fr.):
schabbeleer medalie (L324p Baexem)
|
Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
34539 |
schaal van een ei |
schaal:
sxāl (L324p Baexem)
|
Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.]
I-12
|