e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijtand snijtand: snietânjt (Baexem) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snijwonde snee: sjnae:j inne vinger (Baexem), snaej (Baexem) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken snikken: sjnikke (Baexem), snokken: snokke (Baexem) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snoer smik: šmek (Baexem) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor snor: snòr (Baexem) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snot snot: šnot (Baexem) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus snotnaas: snotnaas (Baexem), snotterbel: sjnaoterbel (Baexem), sjnôôterbel (Baexem), snotterkop: snoterkop (Baexem), snotterkuiken: (betrekking op persoon).  sjnoaterkuuken (Baexem), snotternaas: sjnaoternaas (Baexem), (betrekking op neus).  sjnoaternaas (Baexem) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snottebel snotterbel: sjnaoterbel (Baexem), snaoterbel (Baexem), snotterkuiken: FAND: [y.] vocalisme < wgm. iu (krt. 83: kuiken  sjnaoterkuuke (Baexem) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snotteren: i.e. zonder zakdoek.  sjnaotere (Baexem) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
snuit snuit: sjnōēt (Baexem, ... ), snūt (Baexem), šnūt (Baexem) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1