e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snurken snurken: sjnorke (Baexem), snòrke (Baexem) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep sop: Syst. WBD  sop (Baexem) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
sok sok: ig laup altiēt op mien zök azzig toes bên. (Baexem) Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)] III-1-3
soldaat soldaat: soldô.t (Baexem) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: suldo.ətə (Baexem) soldaten [RND] III-3-1
soorten van dierlijke mest hoendermest: hōndǝr[mest] (Baexem), koemest: ku[mest] (Baexem), paardsmest: pē̜rts[mest] (Baexem), schaapsmest: šǭps[mest] (Baexem), varkensmest: vɛr(ǝ)kǝs[mest] (Baexem) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
sorteermachine aardappelenmolen: ɛrǝpǝlǝmø̄lǝ (Baexem), aardappelensorteerder: ɛrǝpǝlǝsǫrtērdǝr (Baexem), sorteerder: sǫrtērdǝr (Baexem) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand omrapen: ǫmrāpǝ (Baexem), sorteren: sǫrtērǝ (Baexem), uitrapen: ūtrāpǝ (Baexem), uitzoeken: utzø̄kǝ (Baexem) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
sorteren met de machine sorteren: sǫrtērǝ (Baexem) Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33] I-5
spaak speek: špęi̯k (Baexem), speken: špęi̯kǝ (Baexem) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13