e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekruld haar gekruld haar: gekroldj haor (Baexem), krulhaar: krolhaor (Baexem, ... ) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: xɛ.lt (Baexem) geld [RND] III-3-1
gele kwikstaart koemusje: koemöske (Baexem) gele kwikstaart III-4-1
gele lupine boontjes: bø̄nkǝs (Baexem), lupineboontjes: lypinǝbø̄nkǝs (Baexem), lupinen: ly`pinǝ (Baexem) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gemeenteweide gemeentewei: gǝmęi̯njdjǝwē̜i̯ (Baexem) Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8
geraamte geraamte: geraemdje (Baexem), geraomte (Baexem) geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gerookt spek gerookt spek: geruikjtj (Baexem) spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
gerst gerst: gē̜rst (Baexem), gęst (Baexem) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
gesneden haan kapuin: kapūn (Baexem) [N 19, 60a; monogr.] I-12
gesneden mannelijk schaap hamel: hāmǝl (Baexem) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12