e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huislook huislook: hoe:slook (Baexem) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] III-4-3
huismus, mus huiskets: hoeskets (Baexem), kggel: Str. leidt af van kek, jonge vogel  kèggel (Baexem) huismus III-4-1
huiszwaluw zwalg: zjwalg (Baexem), zwalg (Baexem) huiszwaluw III-4-1
huiveren rijderen: riejere (Baexem, ... ) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverachtig: sjuverechtig (Baexem), schuiverig: sjōēverig (Baexem) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering rijdering: riejering (Baexem) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken (zich) hukken: zich hōēke (Baexem, ... ), op een hukje gaan zitten: op ein hūūkske gaon zitte (Baexem), op n huukske gaon zitte (Baexem) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
ijsbaan slidderbaan: sjlidderbaan (Baexem, ... ) Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)] III-3-2
ijsberen drentelen: drenjtele (Baexem), gejaagd lopen: gejaagdj loupe (Baexem) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Baexem), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Baexem), hooiriek: hø̜i̯rēk (Baexem) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3