e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baexem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede klaveroogst tweede snede: twīǝdjǝ šnēi̯ (Baexem) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
uienpannenkoek ajuinenkoek: Syst. WBD  einjekook (Baexem) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: ȳi̯ǝr (Baexem) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b] I-9
uit (voetbal) uit: oet (Baexem) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uiteenploegen uitereenvaren: utǝręi̯nvãrǝ (Baexem) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uiterontsteking, mastitis scheut: šø̜̄t (Baexem) Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.] I-11
uitgegraven dennenwortel boks: boks (Baexem), poest: pust (Baexem) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst sprongen: šprøŋ (Baexem) [N 8, 48 en 49] I-9
uitglijden rutschen (du.): roetsje (Baexem), uitlitsen: oetlitse (Baexem), uitslidderen: oetsliddere (Baexem) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri het lijf uitdoen: ǝt līf utdōn (Baexem) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11