e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lisdodde duivelskluppel: -  duuvelsklöppel (Baexem) lisdodde III-4-3
litteken litteken: litteiken (Baexem) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] III-1-2
loeren loeren: loere (Baexem, ... ) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: tluf (Baexem) het lof [RND] III-3-3
lomp paard karhengst: kɛrheŋst (Baexem) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Baexem), lóng (Baexem) long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] III-1-1
loof van de bieten afplukken afbladen: āfblāi̯ǝ (Baexem), bladen: blāi̯ǝ (Baexem), koppen: kø̜pǝ (Baexem) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loops loops: løͅi̯ps (Baexem, ... ), lopig: luipig (Baexem) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
lopen lopen: laupe (Baexem), B.v. hae löptj langzaam.  loupe (Baexem) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
loper loper: lø̜̄jpǝr (Baexem) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3