e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijtuig rijtuig: ritȳx (Beegden) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rimpels rimpels: rumpels, rumpel (Beegden) Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)] III-1-1
ringen, randen verwijderen van peulvruchten de vamen vanne bonen trekken: de vêm vanne boene trekke (Beegden), stropen: streupe (Beegden) [SGV (1914)] I-7
ringhout ringhout: rēŋkhǭwt (Beegden) Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.] II-3
ringmus veldmus: vèltmös (Beegden) ringmus III-4-1
ringrijden, ringsteken ringsteken: rinksjtêke (Beegden) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
ritselen ritselen: ritsele (Beegden) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
rochelen rochelen: rochele (Beegden), rôchele (Beegden) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes miemerten: roode aalbes  miemert (Beegden), rode miemerten: mv: -e  roaj mimerte (Beegden) [DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)] I-7
rode kool rood moes: road moos (Beegden) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] I-7