e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenvet reut: #NAME?  reut (Beegden) Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Beegden) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schede schede: sjeij (Beegden) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: sjeen (Beegden) scheen [SGV (1914)] III-1-1
scheiplank scheistuk: scheistuk (Beegden) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schelden, schimpen schanden: sjantje (Beegden), schelden: Opm. bijv. sj´lje wie eine bêdelêr.  sjelje (Beegden) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemeren schemeren: sjeemere (Beegden) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen schemeren: t sjemertj mich vör de auge (Beegden) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond schemering: sjemering (Beegden) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel schenkel: sjinkel (Beegden) schenkel [SGV (1914)] III-2-3